'De Hel dat zijn de Anderen' luidt een van de beroemdste citaten van de Franse exististentialist Jean Paul Sartre. Het komt uit zijn boek Huis Clos, Gesloten Deuren. Het verhaalt over drie overleden mensen die tot in de eeuwigheid met elkaar opgescheept zitten in een ruimte. Ze kunnen elkaar en zichzelf geen moment ontkomen. Voortdurend bespied en beoordeeld worden door anderen, dat was voor Sarte het idee van de hel.
Was hij ‘debout avant la lettre’? Of een paranoïde complotdenker? Ik denk deze tijd regelmatig aan Sartre. Sartre had alles met vrijheid. De mens is volgens hem vrij geboren. Diezelfde vrijheid dwingt de mens volledige verantwoordelijkheid voor zijn leven te nemen. Afschuiven van deze verantwoordelijkheid op anderen is in zijn ogen de hoogste vorm van lafheid.
Sartre had wel recht van spreken. Hij werd in 1940 opgepakt door de Duitse bezetter. Dit bracht hem tot het paradoxale inzicht dat hij ondanks zijn gevangenschap, nooit eerder zo vrij was geweest. Extreme condities helpen je essentie vorm te geven. De echte vrijheid is in jezelf te vinden. Stem ik in met de bezetter, of niet?
Sartre weigerde in 1964 de Nobelprijs voor de Literatuur. Aanzien zou zijn vrijheid beperken. Hij wist hoe de hazen liepen. Zwicht niet voor roem en geld. Behoud je autonomie en maak jezelf niet chantabel.
Hoe Sartre over gezondheid dacht is mij niet bekend. Ik neem de vrijheid te veronderstellen dat hij de mens hier ook zelf verantwoordelijk voor achtte. En afschuiven van deze verantwoordelijkheid een vorm van lafheid zou noemen. Als een autoriteit hem zou dwingen tot het ondergaan van een medische behandeling, zou hij dit weigeren en zichzelf citeren:
‘Een pijnlijk geheim van goden en vorsten is dat mensen vrij zijn’ (Les Mouches, 1943)
Ik zie de geest van Sartre in mijn fantasie aanschuiven bij Jinek. Huis Clos. De vonk slaat over. L’existentialisme est un humanisme’ glimlacht ze. En zo wordt de mensheid gered. Voor de poorten van de Hel.
Comments